Beginnen met ondersteunde communicatie

1. Hoe oud moet je zijn om te starten met ondersteunde communicatie? Wanneer kun je beginnen met OC?

Er kan op elk moment gestart worden met de inzet van ondersteunde communicatie (OC). Niemand is te oud of te jong om te beginnen. Wanneer al vroeg duidelijk is dat iemand zich met gesproken taal niet goed genoeg duidelijk kan leren maken, kan direct begonnen worden met OC. Ondersteun dan je eigen gesproken taal door bijvoorbeeld gebaren, foto’s en/of pictogrammen. Ook voordat het kind één wordt. Het kind kan deze communicatievormen nog niet zelf gebruiken, maar leert al wel de betekenis ervan! Let er wel op dat alle vormen van communicatie gestimuleerd blijven.

  1. Hou altijd genoeg aandacht voor de lichaamstaal van de ander en reageer hierop met OC. Let erop dat niet alle aandacht gaat naar het aanwijzen van pictogrammen, waardoor de lichaamstaal van het kind wordt gemist. Probeer de communicatievorm altijd zo goed mogelijk te laten aansluiten bij wat de ander later zelf ook kan gebruiken. Een kind dat motorisch grote beperkingen heeft, zal waarschijnlijk geen gebaren leren maken. Een blind iemand kan de betekenis van pictogrammen niet leren als hij of zij ze niet kan zien.
2. Mijn logopedist wil met vier plaatjes beginnen, is dat wel voldoende?

Nee. Dat zou hetzelfde zijn als met vier woorden tegen een baby praten; dat doen we ook niet. Iemand die niet goed (genoeg) kan praten, heeft recht op toegang tot een communicatiesysteem met veel begrippen (woorden). Zodat hij/zij zich duidelijk kan maken wat hij/zij maar wil. Omdat we van te voren nooit precies weten wat iemand wil communiceren, moeten we de ander voorzien van veel woorden. Als je met te weinig woorden begint, loop je het risico dat de ander het niet gaat gebruiken omdat;

  1. hij wat op de plaatjes staat ook gewoon kan aanwijzen of;
  2. hij iets anders wil zeggen.

 

Je kunt er wel voor kiezen om het aantal woorden dat je modelleert (voordoet) steeds iets uit te breiden, begin bijvoorbeeld met 4 woorden. Als je die weet te vinden, breidt je uit met 4 nieuwe woorden e.d. Maar houdt alle woorden in het communicatiesysteem beschikbaar, zodat jij of de ander die altijd kunnen gebruiken.

 

In uitzonderlijke gevallen is het niet mogelijk om meer dan 4 plaatjes op een pagina te zetten, bijvoorbeeld als iemand zeer slecht ziet of de motoriek ernstig beperkt is. Er kan dan altijd op grotere kaarten worden gemodelleerd (zodat iemand de pictogrammen leert). Er moet dan gezocht worden naar oplossingen in de vorm van auditieve scanning (waarbij iemand luistert of dit het goede woord is) partner-assissted-scanning (waarbij een ander rijen en kolommen afgaat de OC-gebruiker met ja/nee reageert), zie module IV of de Leidraad ondersteunde communicatie voor meer informatie https://www.isaac-nf.nl/leidraad/.

3. Welke testen zijn er nodig om te kijken of mijn kind een spraakcomputer aankan?

Geen. Zie ook vraag 1; er kan al heel vroeg begonnen worden met de inzet van OC. Veel testen voor cognitie of taalontwikkeling zijn voor kinderen en volwassenen met een CMB niet bruikbaar, of geven geen eerlijk beeld van hun werkelijke mogelijkheden. Middels dynamisch assessment (hyperlink Werkwijze DA) zijn de mogelijkheden van mensen met CMB beter in kaart te brengen; hier kan het aanbod vanuit de omgeving op aangepast worden. Maar er zijn geen voorwaarden waar iemand aan moet voldoen voordat er gestart kan worden met de inzet van OC. Pas door het veelvuldig en lang modelleren van OC kom je erachter wat en hoe iemand wil communiceren. Daarnaast moet het niveau van modelleren altijd iets boven het niveau zitten van wat de persoon zelf al communiceert met OC. De inschatting van de huidige mogelijkheden is hier dus de ondergrens aan wat je zelf aanbiedt qua modelleren.

4. Wanneer kunnen we overstappen van voorwerpen naar foto’s en pictogrammen?

Op elk moment. Voorwerpen zijn niet makkelijker dan foto’s of pictogrammen; iemand heeft er alleen al vaker associaties mee kunnen maken. Zo zijn de schoenen al 1000x aangedaan als iemand naar buiten ging; daarmee zijn de schoenen een verwijzer voor “naar buiten gaan” geworden. Kijk vooral waar iemand de voorkeur voor heeft, hoe iemand het beste waarneemt en combineer. In veel gevallen wordt een combinatie gemaakt van concrete voorwerpen (bv. luier, bord, schoenen), foto’s (van personen, lievelingsspeelgoed) en picotgrammen (voor abstractere begrippen). Zolang ze maak vaak genoeg worden aangeboden in een passende situatie, ervaart iemand wat de betekenis ervan is.

5. Wat moet ik doen als de professionals aangeven dat een OC-middel nog te hoog gegrepen is voor mijn kind?

Zie de antwoorden op vraag 1, 2, 3 en 4.

6. Mijn zoon van 4 maakt een paar geluid en krijgt nu een spraakcomputer, gaat hij dan nog wel praten?

Wetenschappelijk onderzoek heeft keer op keer aangetoond dat het gebruik van een spraakcomputer de spraak niet belemmert, maar juist kan stimuleren. Uit de spraakcomputer komt geluid, hierdoor hoort iemand vaak de goede uitspraak en kan hiervan leren. Sommige kinderen proberen het woord te herhalen, waarmee ze hun uitspraak oefenen. Ook vergroot het gebruik van een spraakcomputer de communicatie tussen de persoon en zijn/haar omgeving, ook dit stimuleert de spraakontwikkeling.

Test

Test

Het kiezen van een communicatie-hulpmiddel

7. Ik wil graag een spraakcomputer voor mijn kind, wat moet ik daarvoor doen?

De keuze van een OC-middel is een persoonlijke, het hangt van de fysieke en visuele mogelijkheden van de OC-gebruiker en van persoonlijke voorkeuren van de OC-gebruiker en zijn/haar omgeving. We adviseren om je goed te verdiepen in de verschillende spraakhulpmiddelen door bij meerdere OC-leveranciers een passing aan te vragen. Zij komen dan langs en laten zien welke spraakhulpmiddelen zijn kunnen bieden. Het is aan te raden om eerst echt te ervaren hoe een spraakhulpmiddel werkt en is ingedeeld, voordat er een keuze gemaakt wordt. Er kan ook voor worden gekozen om je in dit proces te laten begeleiden vanuit één van de zorgaanbieders. Zeker als er sprake is van complexe problematiek op het gebied van motoriek en/of visus is dit zeer aan te raden.

 

Zie onze Wegwijzer (hyperlink) voor informatie over organisaties die ondersteunen bij het kiezen en inzetten van OC. Een overzicht van aanbieders, ontwikkelaars en leveranciers van OC-middelen is ook te vinden op www.isaac-nf.nl/partners. Zie https://www.regelhulp.nl/onderwerpen/communicatie/ondersteunde-communicatie en https://www.isaac-nf.nl/vergoeding-oc-middelen/ voor meer informatie over de vergoeding van OC-middelen en hun implementatie.

8. Hoe weet je welke woorden je in de spraakcomputer moet zetten?

Er zijn momenteel veel kant-en-klaar vocabulaires beschikbaar. Dat houdt in dat er al een groot aantal woorden is voorgeprogrammeerd op een logische geordende manier. Idealiter zou elk woord dat gesproken kan worden, ook in een spraakhulpmiddel moeten staan. Het is echter van belang dat de woorden die het belangrijkste zijn voor de gebruiker, het meest vooraan staan. Dat deze op de voorpagina staan en de pagina’s direct daarachter. Zodat iemand niet 5x hoeft door te klikken voordat hij bij “patat” uitkomt. In de online voorlichting over ondersteunde communicatie gaan we uitbereid in op welke woorden er in een spraakhulpmiddel horen. In de meeste gevallen is het aan te raden om te kiezen voor een kant-en-klaar vocabulaire omdat dit direct toegang geeft tot veel woorden en veel tijd bespaart bij de communicatiepartners. Deze hoeven immers niet alle woorden meer te programmeren.

9. Hoe weet je of er genoeg woorden in de spraakcomputer staan?

Zie de vraag hiervoor. Iemand moet alles kunnen zeggen wat hij/zij wil zeggen; dat houdt in hij/zij alles moet kunnen zeggen wat de meeste mensen met hun stem kunnen zeggen.

10. Hoeveel pictogrammen moeten er minimaal op een pagina staan?

Zoveel als mogelijk op het spraakhulpmiddel en hoeveel de gebruiker visueel en motoriek aankan. De gebruiker moet zo zelfstandig mogelijk het spraakhulpmiddel moeten gebruiken; dat is het uitgangspunt. Als je voor minder pictogrammen op een pagina kiest dan nodig, moet iemand onnodig vaak doorklikken en kan hij/zij minder zeggen op één pagina. Dat belast het werkgeheugen en maakt het onnodig inspannend om een boodschap te formuleren.

Het aanleren van ondersteunde communicatie

11. Wat moet ik als communicatiepartner kunnen?

Iedereen die met iemand met een CMB communiceert is al een communicatiepartner. Door goed te kijken, te luisteren en zo goed mogelijk aan te sluiten bij de belevingswereld van de ander wordt je een nog betere communicatiepartner. Blijf modelleren, blijft uitbreiden, blijf personaliseren en blijf jezelf afvragen “Wat wil mij kind/client eigenlijk zeggen?” en “Hoe kan ik hem/haar daar zo goed mogelijk bij helpen”. Het maken van videobeelden kan hierbij helpen! Dan zie je nog beter wat en hoe iemand al communiceert en kun je hier in het vervolg weer op aansluiten.

 

Zoek praktische ondersteuning en emotionele steun in je omgeving. Het kan met periodes zwaar zijn om OC te blijven gebruiken, zeker wanneer je kind/client er zelf (nog) weinig mee doet. Sluit je aan bij een ouderverenging, sluit je aan bij oudergroepen op Social Media en/of wordt lid van ISAAC-NF (belangenvereniging van OC gebruikers). Wees lief voor jezelf!

12. Moet het spraakhulpmiddel altijd beschikbaar zijn?

Ja. Wij hebben onze stem ook altijd bij ons. Iemand heeft altijd recht om te communiceren. Kijk goed naar de draagbaarheid van het spraakhulpmiddel voordat je deze aanschaft. Kan hij goed bevestigd worden op de rolstoel of is er een hoes met draagband beschikbaar?

 

Neem contact op met één van de leveranciers als de spraakcomputer op een bepaald moment niet functioneert (buiten, natte ruimte); zij kunnen dan meedenken hoe dit op te lossen. In verreweg de meeste gevallen zijn er leentoestellen beschikbaar als de spraakcomputer om wat voor reden dan ook niet werkt. Zorg ook altijd voor een papieren back-up die in geval van technologische problemen ter overbrugging gebruikt kan worden. Ook een doorkijkraam of ja/nee kaartjes kunnen in die gevallen bruikbaar zijn. In natte ruimtes (badkamer/zwembad) kunnen eventueel ook geplastificeerde kaarten gebruikt kunnen worden.

13. Hoe vaak moeten we per dag oefenen met de spraakcomputer, zodat mijn kind het leert?

In de literatuur wordt ervanuit gegaan van 1x per minuut. Dus één woord per minuut wordt ondersteund met een gebaar, pictogram, foto ect. Het is eigenlijk een gewoonte verandering die ingezet moet worden, in plaats van alleen te praten tegen je kind, voeg je nu nog iets toe. Je ondersteunt je normale spraak met een vorm van OC. Het gaat dan ook niet om oefenen of trainen, maar om het creëren van rijke communicatieve omgeving waarin het kind wordt omgeven door OC, zonder enige druk om er zelf iets mee te zeggen.

 

In de alledaagse praktijk lukt het vaak niet om 1x per minuut te modelleren en dat is niet erg! Het kan helpend zijn om één of meerdere momenten per dag bewust met je kind te gaan zitten. Ga samen kijken welke woorden in de spraakcomputer staan of lees een boek voor waarbij je heel bewust OC inzet. Maak hier geen “trainingsmoment” van waarin een kind “iets moet zeggen met een spraakcomputer”. Communicatie is er de hele dag, niet op bestelling. Het communicatiehulpmiddel moet dus de hele dag beschikbaar zijn voor de gebruiker! Op het Liboe kanaal zijn veel voorbeeldfilmpjes te vinden van hoe je in het dagelijks leven OC kunt inzetten: https://www.youtube.com/channel/UC2GifH6JQd5lIFqykrx3rUQ/featured

14. Wat zijn goede oefenmomenten om OC aan te leren?

Zie ook hierboven, het gaat er vooral om dat iemand de hele dag door wordt omgeven door OC. Op welk moment het kind het meest geïnteresseerd is om te communiceren, verschilt per persoon. Bij de één is dit aan tafel, bij de ander onder de voetbalwedstrijd, de ander in de supermarkt. Dit hangt ook sterk af van iemands interesses!

 

Het is vooral fijn als je als communicatiepartner je aandacht bij de interactie kan hebben; zodat je op alles kan reageren wat de ander laat zien en je de ander voldoende tijd kan geven om te reageren. Denk hierbij aan voorlezen, momenten aan tafel of in een restaurant. Zorg voor een optimale positie en zet het OC-middel zo neer, zodat iedereen er goed bij kan.

15. Hoeveel woorden moet ik per zin ondersteunen met een gebaar, pictogram, foto of voorwerp?

Als stelregel wordt gebruikt “Eén meer dan de gebruiker zelf doet”. Dus als iemand nog geen gebruik maakt van OC, dan modelleer je één woord per zin. In de zin “Volgens mij ben jij moe”, wijs je bij moe ook de picotgram voor moe aan, of je maakt het gebaar. Modelleer altijd het belangrijkste woord uit een zin. Als iemand al wel zelf OC gebruikt, kun je meerdere woorden per zin ondersteunen met OC, bijvoorbeeld: “Ik ga naar de supermarkt”.

 

Je hoeft je als communicatiepartner niet aan deze regel te houden, modelleer wat jij denkt dat passend is. Veelvoorkomende zinnen kun je ook op één pictogram zetten, zodat direct de hele zin wordt uitgesproken. Bijvoorbeeld: “Hoe gaat het met je?” of “Wanneer gaan we eten?” of “Ik wil graag YouTube”. Let er vooral op dat je aandacht als communicatiepartner bij de ander is en niet bij het modelleren van alle woorden in een zin. Zeker als je zelf (nog) moet zoeken naar de woorden op de spraakcomputer of de communicatiekaart is het goed er niet teveel per zin te modelleren, zodat je aandacht bij de interactie blijft. Hoe vloeiender je wordt in het modelleren, hoe meer woorden je per zin kunt gaan gebruiken.

16. Moet ik altijd grammaticaal correcte zinnen modelleren?

Ook hierbij volg je de gebruiker. Zeker wanneer je begint met modelleren kunnen hele werkwoorden gebruikt worden en mag je bij bovenstaande zin; “Ik ga naar de supermarkt” het volledige werkwoord “gaan” aanwijzen op de spraakcomputer of een communicatiekaart. Het correct vervoegen van werkwoorden kost meestal meer tijd of meer acties, vaak moet de pictogram langer vasthouden worden waarna de juiste werkwoordsvorm moet worden gekozen. Zeker bij beginnend OC-gebruik kost dit soms teveel tijd of heeft iemand er nog te weinig aandacht voor. Je mag er dan voor kiezen gewoon het volledige werkwoord aan te wijzen, spreek wel de juiste vorm uit “Ik ga”.

 

Er zijn ook systemen waarin het vervoegen automatisch gebeurd wanneer er in zinnen wordt gecommuniceerd. Wanneer een OC-gebruiker meerwoordzinnen gaat maken met OC, bijvoorbeeld: “Waar mama?”, kan er aandacht worden besteed aan het juist vervoegen en het juist gebruiken van worden. Reageer bijvoorbeeld met: “Jij wil vragen waar is mama? Ze is nog op haar werk.” Zo laat je de OC-gebruiker zien hoe kloppende zinnen te maken zijn met het OC-middel.

 

Bij gebaren mag wel direct de goede werkwoordsvorm gebruikt worden.

17. Wat moet ik doen als ik een fout maak? Soms wijs ik per ongeluk een verkeerd pictogram aan; wat moet ik dan doen?

Het is juist fijn als de communicatiepartner een fout maakt! Dan kan de persoon met een CMB zien dat iedereen fouten maakt én hoe je hem kan herstellen. Wees open over je “fout”, geef aan dat je dit niet bedoelde en laat zien welke pictogram je wel bedoelde! Laat de persoon met een CMB meezoeken naar de goede pictogram.

18. Ik ben alleen maar aan het zoeken naar het goede woord, wat kan ik doen?

Zeker in het begin kan het veel energie kosten om een woord te vinden. Probeer de persoon met een CMB hier zoveel mogelijk bij te betrekken en denk hardop.

  • Benoem het woord dat je zoekt en bedenk in welke categorie die staat; “Ik wil je vertellen dat ik zo met de trein ga, maar waar staat de trein nou? Het is een voertuig!”.
  • Geef bepaalde woorden een dikkere rand in de spraakcomputer, of maak er met een stift of plankband een rand omheen. Die woorden modelleer je een tijdje wat vaker, door de dikke rand herken je ze snel. Na een tijdje kies je weer andere woorden; zo leer je langzaam het OC-middel kennen.
  • Zorg dat woorden die je vaak gebruikt vooraan staan; zodat je niet 5x hoeft door te klikken voordat je er bent.
  • Let op de achtergrond kleuren van de pictogrammen, de kleur geeft aan welke woordsoort het is (werkwoord, persoonlijk voornaamwoord, zelfstandig naamwoord e.d.).
  • Op sommige vocabulaires zit een zoekfunctie; daar kun je zoeken naar een woord.

Het gebruik van ondersteunde communicatie en wat te doen bij problemen.

19. Wij zijn heel enthousiast en zetten vaak de spraakcomputer bij haar, maar bij het KDC blijft hij vaak in de tas. Hoe krijgen we de omgeving zover?

Vaak liggen hier redenen onder al tijdgebrek, te weinig vertrouwen in de mogelijkheden van het kind, te weinig kennis over het OC-middel en/of hoe OC in te zetten. We adviseren de betrokkenen de online voorlichting op deze website door te nemen en/of een workshop te volgen. Veel informatie en achtergronden is ook te lezen in de Leidraad ondersteunde communicatie: https://www.isaac-nf.nl/leidraad/. Voor veel mensen is OC relatief nieuw en ook in opleidingen wordt deze kennis nog te weinig gedeeld. We hopen door middel van deze site bij te dragen aan het oplossen van deze vraag.

20. Wat te doen als mijn zoon een fout maakt? Hij wijst vaak woorden aan die nergens op slaan.

Corrigeer hem niet, maar ga na of het een echte fout is. Vraag of hij die pictogram bedoelde (“bijvoorbeeld auto”), of geef aan dat jij denkt dat het iets anders is “Ik denk dat het een fiets is, klopt dat?”. Lees vervolgens aan zijn lichaamstaal af of het klopt.

21. Het lijkt wel of Fleur willekeurig woorden aanwijst, snapt ze het wel?

Het willekeurig woorden aanwijzen kan gezien worden als brabbelen; Fleur is aan het ontdekken welke woorden er allemaal in haar spraakcomputer staan en wat de pictogrammen betekenen. Deze fase kan wel maanden duren. Blijf modelleren om haar zo te laten ervaren wat de pictogrammen betekenen. Als het lukt: probeer van elk “willekeurig” woord wat te maken, bijvoorbeeld: iemand wijst “zitten” aan, vraag dan; “Wil je dat ik bij je kom zitten?”, wijs daarbij het pictogram voor het woord “zitten” aan.

 

Sommigen wijzen willekeurig pictogrammen aan totdat ze degene gevonden hebben die ze bedoelen; deze drukken ze dan meestal vaker achter elkaar in. Geef hen hiervoor de ruimte.

22. Mijn dochter lijkt iets anders te bedoelen dan wat hij/zij aanwijst. Wat kan er aan de hand zijn?

Communiceren met een spraakhulpmiddel is vermoeiend en kost veel energie, veel meer energie dan spreken. OC-gebruikers kiezen dan soms “olifantenpaadjes” door:

  • Een homoniem aan te wijzen (haar à haar, bank à bank).
  • Een synoniem aan te wijzen (leuk à grappig).
  • Een woord aan te wijzen wat ze associëren aan een ander woord (cadeau à Sinterklaas)
  • Een woord dat in de buurt komt van wat ze bedoelen (bus à boodschappenbus)
  • Een woord aan te wijzen op de derde rij en de vierde kolom; omdat op een andere pagina daar het woord staat dat ze bedoelen.

 

Bedenk dus goed wat iemand wellicht zou bedoelen met dat woord. Probeer in het hoofd van de OC-gebruiker te kruipen en bedenk wat hij/zij zou willen duidelijk maken.

23. Mijn cliënt slaat alleen nog maar op de spraakcomputer, wat nu?

Dit kan het begin zijn van succesvol OC-gebruik, reageer op dit gedrag door net te doen alsof je client een pictogram aanwees; kijk waar hij ongeveer sloeg en benoem dat pictogram. Zorg voor een stevige hoes, neem contact op met een OC-leverancier voor de mogelijkheden (zie Wegwijzer). Dwing op geen enkele manier communicatie af. Als hij zijn OC-middel niet wil gebruiken hoeft dat niet. Hou het OC-middel in de buurt, blijf zelf wel modelleren maar verlang dit niet de ander. Het kan ook helpen om kaarten met woorden of pictogrammen op te hangen of op te plakken op tafel. Zo is het er gewoon, ook zonder dat je iets mee hoeft. Het wordt onderdeel de omgeving.

24. Mijn zoon kijkt niet naar het communicatieboek, draait zijn gezicht af of gooit het weg, is het te moeilijk voor hem?

Daar gaan we niet van uit, blijf modelleren in diverse situaties, de hele dag door. Gebruik het boek ook als volwassenen onderling en/of bij anderen. Let erop dat je het communicatieboek niet te opvallend of overdreven gaat gebruiken, maar maak het gewoon onderdeel van de dagelijkse communicatie. Sommige mensen met CMB kunnen moeilijk tegelijk luisteren en kijken naar wat er gebeurt, het kan dus zijn dat hij niet lijkt te kijken, maar dit op andere momenten en/of vanuit zijn ooghoeken wel doet.

25. In het begin ging het heel goed, maar nu gebruikt ze het OC middel niet meer

Ga of dit bij anderen ook zo is, we zien vaak dat hoe bekender de communicatiepartner is, hoe minder het OC middel wordt gebruikt. Bekende mensen kunnen de lichaamstaal goed begrijpen en het gebruik van het OC middel kan veel energie kosten voor een persoon met CMB: zij kiezen dan de weg van de minste weerstand. Ga vervolgens na of de pictogrammen nog up-to-date zijn, of er nog voldoende gemodelleerd wordt, of het OC middel voldoende gepersonaliseerd is, of er wellicht een grotere roostermaat nodig is e.d. Het toevoegen van één of meerdere woorden, voorwerpen of filmpjes kan weer de aandacht trekken, houdt het uitdagend en vernieuwend.

26. We zijn nu al drie maanden aan het modelleren, maar Geert reageert nog steeds niet, wat nu?

Blijf modelleren, maar kijk ook goed of het OC-middel (nog) passend is. Kan de persoon met een CMB het wel goed gebruiken, staan voor hem/haar belangrijke woorden vooraan, wordt er gemodelleerd zonder verwachtingen, is het OC-middel altijd in de buurt? Het kan helpen om weer nieuwe woorden toe te voegen, passend bij de huidige interesses en het huidige seizoen. Ontdek samen nieuwe pagina’s en voeg hele zinnen toe zodat de persoon met CMB een gesprek uit kan lokken. Denk aan zinnen als “Wat heb jij vandaag gedaan?” en “Waar wil jij heen op vakantie?”. Modelleer vooral in situaties waar de persoon veel aandacht en interesse in heeft. Zoek de uitdagingen in het interessegebied; breidt hierin uit en lok communicatie uit.

27. Mijn dochter trilt erg met haar vinger, ze wijst vaak meerdere pictogrammen tegelijk aan. Hoe kan ik haar helpen?

Maak gebruik van een doorzichtiger raster met uitsparingen om de pictogrammen heen. Hiermee voorkom je voor een deel dat iemand meerdere pictogrammen tegelijk aanwijst. De meeste OC-leveranciers kunnen deze maken, neem contact op met één van hen via de Wegwijzer.