Een communicatief meervoudige beperking is een combinatie van meerdere beperkingen die invloed hebben op de communicatie. Er is altijd sprake van problemen in de taal- en spraakontwikkeling. Denk aan iemand die slechthorend is en problemen heeft met de motoriek. Of iemand die niet kan praten en een verstandelijke beperking heeft. Bij iemand met CMB ontstaat door de meerdere beperkingen een unieke communicatievraag. Om iemand te helpen bij deze communicatievraag is een ‘op maat’ aanpak nodig. Lees meer in onze module “Wat is een communicatief meervoudige beperking (CMB)?” of bekijk de poster over signalen van CMB.
Er zijn veel oorzaken van CMB, zowel aangeboren als verworven. In de meeste gevallen zijn de beperkingen blijvend, maar er zijn manieren om de vaardigheden van iemand met CMB en diens omgeving te verbeteren. De invloed van de beperkingen op het dagelijks leven kunnen hierdoor kleiner worden. Zo kunnen de persoon met CMB en zijn omgeving door inzet van ondersteunde communicatie beter (leren) communiceren. Het lukt namelijk niet om goed (genoeg) te communiceren met alleen spraak of gebarentaal. In onze modules vind je meer informatie over CMB.
Waar een kind met CMB naar de opvang of naar school gaat verschilt per kind. Sommige kinderen gaan naar de reguliere kinderopvang. Andere gaan naar een therapeutische peutergroep van een revalidatiecentrum of naar een kinderdagcentrum (KDC). Op de therapeutische peutergroep of het KDC krijgen ze vaak therapie, zoals logopedie of fysiotherapie.
Oudere kinderen gaan vaak naar het speciaal onderwijs (cluster 2 of 3 scholen). Op het speciaal onderwijs zijn de klassen kleiner en is er extra aandacht voor de CMB van het kind. Sommige kinderen met CMB gaan naar de gewone basisschool. Soms gaat er ook een begeleider mee naar school om de leerkracht en het kind te ondersteunen.
Waar het kind ook naartoe gaat, het is van belang dat er aandacht is voor de gevolgen en kenmerken van CMB. Er is extra, en vaak blijvende, aandacht nodig voor het maken van contact en het inzetten van ondersteunde communicatie.
Zie onze Wegwijzer voor locaties van scholen, revalidatiecentra en KDC’s.
Om contact met je kind te krijgen is het belangrijk dat je aansluit bij wat jouw kind doet of leuk vindt. Speel mee in zijn spel of doe hem na. Vertel hierbij wat jullie doen of voeg een speeltje toe aan het spel. Als een kind zich veilig voelt, bijvoorbeeld omdat hij weet wat er gaat gebeuren, is het ook makkelijker om contact te maken. We noemen dit voorspelbaarheid. In onze module “Contact maken” vind je meerdere concrete tips en adviezen.
Het kan ook helpen om te zeggen wat je kind denkt. Bijvoorbeeld: “Volgens mij wil je de toren nog hoger bouwen” of “Volgens mij wil je iets anders gaan doen”. Je kind voelt zich dan begrepen. Door hier OC bij te gebruiken kan je kind zichzelf ook beter leren uiten. Bijvoorbeeld bij de zin “Volgens mij wil je iets anders doen”, maak je het gebaar voor “anders” of wijs je het pictogram voor “anders” aan. Los van deze adviezen is het belangrijk om te onderzoeken hoe het kind ziet en hoort, om uit te sluiten dat dit het gedrag (deels) kan verklaren. Denk ook aan het uitsluiten van pijn, obstipatie of andere lichamelijke oorzaken.
Je kunt meer voorspelbaarheid bieden door duidelijk te maken:
Het verschilt per persoon en situatie wat belangrijk is om duidelijk te maken. Misschien moet je ook laten zien uit welke stappen de activiteit bestaat.
Een paar tips:
Bij al deze dingen is het belangrijk om je kind genoeg tijd te geven. Als je iets hebt aangewezen, gebaard of gezegd, wacht (even) totdat je kind het begrepen heeft. Tel bijvoorbeeld in je hoofd tot 10 of wacht tot je kind zelf een reactie geeft.
Met communicatieve functies worden alle redenen bedoeld waarom we communiceren.Je kunt ze indelen in vier functies:
Meer hierover in de Leidraad ondersteunde communicatie.
Je kind laat gedrag zien wat je niet begrijpt. Zie dit gedrag als communicatie. Probeer samen met anderen uit je omgeving te onderzoeken wat je kind zou willen zeggen. Maak samen met anderen, die het kind goed kennen, een lijstje met wat hij misschien zou willen zeggen. Heeft hij pijn, voelt hij zich niet prettig, wil hij iets krijgen, of juist dat iets stopt, hoort of ziet hij niet goed? Probeer er achter te komen wat hem dwarszit of wat hij wil vertellen. Maak hierbij waar mogelijk gebaren, of gebruik voorwerpen, foto’s of pictogrammen om dit te ondersteunen. Zo kan hij ook aanwijzen wat er is, of gericht kijken naar wat hij wil. Kijk en luister goed naar de reactie van je kind om te zien of je het goed hebt. Het helpt ook als bekend is wat hij die dag gedaan heeft, zodat je daarover kan praten. Zorg dat er korte lijntjes zijn met alle betrokkenen (bijvoorbeeld opvang, school of dagbesteding).
Kijk op de Wegwijzer voor organisaties die hierbij kunnen ondersteunen.
Voor iedereen is er een passende mogelijkheid om met OC de communicatie en het contact te versterken. Lees er meer over in onze module “Ondersteunde communicatie”.
Je kunt OC zeker inzetten, ook als je elkaar meestal wel begrijpt. Met kleine signalen, gebaren of mimiek is veel duidelijk te maken. Maar je kunt hiermee niet alles vertellen (zie ook ‘communicatieve functies’ hierboven). Denk aan het stellen van vragen, het vertellen over wat je hebt meegemaakt of het maken van een grapje. Ook begrijpen niet alle mensen in de omgeving deze de kleine signalen, gebaren of mimiek. Het is belangrijk dat iemand met CMB alles kan uiten wat er in hem omgaat. Als je niet of onvoldoende kunt spreken of gebarentaal kunt gebruiken kan OC hierbij helpen. Dit geldt ook andersom, door OC in te zetten als omgeving, naast je eigen gesproken- of gebaren- taal, begrijpt de persoon met CMB je beter. Gesproken- en gebaren- taal is vluchtig, het verdwijnt nadat het is uitgesproken. Foto’s, voorwerpen en pictogrammen blijven zichtbaar, zodat iemand meer tijd krijgt om de boodschap te begrijpen. Zie voor meer informatie de module “Ondersteunde communicatie” en de module “Leren communiceren met ondersteunde communicatie”.
Daar kunnen we niet één antwoord op geven. Wetenschappelijk onderzoek laat zien dat het gebruik van OC, zoals een spraakcomputer of gebaren de spraak niet belemmert. Het is eerder andersom; door het gebruik van OC leert het kind meer taal en/of horen ze meer spraak. Dit helpt het kind om meer en beter te communiceren. Niet alle kinderen met CMB zullen gaan praten, denk aan kinderen met bepaalde syndromen. Er is géén bewijs dat het gebruik van OC de spraak tegenhoudt. Het gebruik van OC zal deze kinderen niet leren praten, maar ze wel helpen om veel beter te communiceren.
Je kan op elk moment beginnen met ondersteunde communicatie (OC): niemand is te jong, te oud of te beperkt om te beginnen met OC. In onze module “Ondersteunde communicatie” gaan we hier verder op in.Je kunt altijd direct beginnen met OC, zeker als iemand niet (goed) kan praten of gesproken taal niet (goed) begrijpt. Begin met het ondersteunen van je eigen gesproken taal. Dit kun je bijvoorbeeld doen met gebruiksvoorwerpen, gebaren, foto’s of pictogrammen. Zo leert de ander de betekenis van deze verschillende communicatievormen. Reageer ook met OC op de ander, maak bijvoorbeeld het gebaar voor “drinken” als je denkt dat hij wil drinken of wijs de pictogram “boekje lezen” aan als je denkt dat hij een boek wil lezen.
Hieronder een aantal adviezen om rekening mee te houden;
Voor een uitgebreider antwoord op de vraag wanneer je kunt starten met OC volg je de module “Ondersteunde communicatie”. Voor meer uitleg over de verschillende vormen van OC volg je de module “Leren communiceren met ondersteunde communicatie”.
Kijk op Communicatie hulpmiddelen – ISAAC-NF voor (gratis) beschikbare gebaren-, communicatiekaarten, losse pictogrammen en ideeën om morgen mee te beginnen.